Inrichting van de leefomgeving
Gebouwen, infrastructuur en de natuurlijke ondergrond maken deel uit van de leefomgeving. Toch is de leefomgeving niet statisch. De leefomgeving speelt een belangrijke rol bij nieuwe uitdagingen en kansen voor de toekomst zoals klimaatverandering, vergrijzing, individualisering, slimme technologie en nieuwe vormen van mobiliteit. Ruimtelijke en sociale veranderingen hebben veel invloed op elkaar. Dit vraagt om een integrale aanpak. De leefomgeving biedt veel mogelijkheden om met zo’n integrale aanpak de gezondheid te bevorderen en gezondheidsrisico’s te beperken.
Voorbereiden op klimaatverandering
Vaker extremere weersomstandigheden in de toekomst
Op de klimaatconferentie in Parijs in 2016 is afgesproken om de temperatuur niet meer dan twee graden te laten stijgen voor het jaar 2100, met een streven naar 1,5 graad (1). Desalniettemin zullen in de toekomst vaker extreme weersomstandigheden optreden, zoals hittegolven en zware buien (2). Dit heeft invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en daarmee op de volksgezondheid. De inrichting van de leefomgeving kan een belangrijke rol spelen bij het beperken van de gevolgen van klimaatverandering voor de gezondheid.
Hitte leidt in de toekomst tot extra ziekte en sterfte
Warmere zomers en meer hittegolven leiden tot meer voortijdige sterfte en meer ziekte. Dit betreft vooral kwetsbare groepen, zoals ouderen, jonge kinderen, mensen met luchtwegaandoeningen en mensen met hart- en vaatziekten. Een periode van aanhoudende hitte leidt gemiddeld tot ongeveer 40 extra sterfgevallen per hittedag (3). Dit zal in de toekomst toenemen: waar in 1990 1,1 procent van de sterfgevallen te wijten was aan hitte, zal dit in 2050 naar verwachting 1,5 tot 3,0 procent zijn (4). In deze cijfers is nog geen rekening gehouden met de veroudering van de bevolking of extra verstedelijking. Daarnaast kan hitte een (tijdelijke) slechtere gezondheid tot gevolg hebben, bijvoorbeeld door huiduitslag, uitdroging, kramp, beroertes, nierfalen en ademhalingsproblemen. Andere gezondheidsgerelateerde effecten zijn slaapverstoring, verminderde alertheid, gedragsverandering (agressie) en verminderde arbeidsproductiviteit (4). Er zullen ook minder strenge winters komen die mogelijk leiden tot een verminderde sterfte onder kwetsbare groepen, maar hier is geen eenduidig bewijs voor (4). Klimaatverandering heeft, in combinatie met ozonlaagaantasting, ook tot gevolg dat er meer blootstelling aan schadelijke UV-straling komt, waardoor het risico op huidkanker toeneemt (5). Factoren zoals het dragen van minder bedekkende kleding, meer vrije tijd en langere (zon/strand) vakanties (blootstellingsgedrag) lijken hierbij de belangrijkste rol te spelen. Jaarlijks zijn er ruim 50 duizend nieuwe gevallen van huidkanker en sterven er 900 mensen aan (6).
Meer allergieën en infectieziekten door klimaatverandering
Klimaatverandering heeft ook invloed op de natuur in Nederland. Doordat de winters milder zijn, kunnen sommige planten- en dierensoorten hier beter gedijen. Zo worden er steeds vaker eikenprocessierupsen aangetroffen en zijn bepaalde tekensoorten langer actief (7, 8). Deze dieren en planten hebben negatieve gevolgen voor de gezondheid. De eikenprocessierups kan (kortdurende) irritatie van huid, ogen en luchtwegen veroorzaken. Een tekenbeet kan leiden tot de ziekte van Lyme, wat bij een deel van de patiënten een chronisch ziektebeeld veroorzaakt. Ook kan het hooikoortsseizoen door klimaatverandering langer en intenser worden, doordat verschillende plantensoorten eerder in bloei komen (4). Verder zullen door klimaatverandering in de komende decennia vaker hevige buien optreden met wateroverlast tot gevolg. Als het rioleringssysteem deze hoeveelheden water niet kan verwerken, zal (een deel van) het rioolwater op straat of in het oppervlaktewater terechtkomen. Omdat dit rioolwater verontreinigd is met ziekteverwekkers, kunnen grotere gezondheidsrisico’s optreden als mensen met dit water in contact komen. Dit kan diarree, overgeven, keelpijn of huidklachten veroorzaken. Ook kunnen ziekteverwekkers zoals de Legionella-bacterie makkelijker groeien in water in een warmer klimaat, bijvoorbeeld in fonteinen (9).
Een klimaatbestendige stad door slimme inzet groen en wateropvang
Het klimaatbestendiger maken van steden gaat hand in hand met meer groen en water. Parken, bomen, groene daken en groene gevels absorberen de warmte en zonnestralen tijdens hete dagen en grachten, vijvers, waterpleinen en waterbuffers zoals wadi’s bieden mogelijkheden om water (tijdelijk) te bergen tijdens hevige buien (10). Fonteinen en waterspeelplaatsen dragen bij aan verkoeling. Ook de bodem en de bedekking daarvan speelt een rol bij het tegengaan van hittestress en wateroverlast. Meer groen in de leefomgeving in plaats van asfalt, stenen en staal heeft een dempend effect op de temperatuur en betere waterafvoer. Dit is vooral relevant in steden, omdat deze te maken hebben met het zogenoemde hitte-eilandeffect, waardoor het in stedelijk gebied altijd een paar graden warmer is dan elders (11, 12). Het is bij deze inzet van groen en water wel van belang om rekening te houden met mogelijk ongewenste neveneffecten, zoals ongedierte, verspreiding van infectieziekten en het vóórkomen van allergenen, zoals hierboven beschreven.
Groen doet meer dan klimaatbeheersing
Groen en water in de leefomgeving kunnen ook faciliterend zijn voor het aanzetten tot meer fysieke activiteit en zo een bijdrage leveren aan het verminderen van overgewicht en daarmee samenhangende ziektes, zoals diabetes en hart- en vaatziekten (13, 14, 15). Daarnaast kunnen ontspanning en activiteiten in het groen en de nabijheid tot water chronische stress en concentratieproblemen verminderen, met een positief effect op gezondheid (11, 12, 16). Ook bevorderen meer groen en water in de leefomgeving mogelijkheden tot contact en de sociale samenhang (17, 18). Om positieve gezondheidseffecten te kunnen bereiken, moet de gebruikskwaliteit van de groen- en waterstructuur goed zijn (19). Bij de gebruikskwaliteit van groen en water gaat het onder andere om de toegankelijkheid, veiligheid en aantrekkelijkheid. Dit is mede afhankelijk van de sociale en fysieke eigenschappen van de leefomgeving (20).
Duurzame woningen kunnen leiden tot gezondheidsrisico’s
Naast het opvangen van de effecten van klimaatverandering (adaptatie) wordt er tegelijkertijd ingezet op een transitie naar een duurzame energievoorziening, om zo broeikasgasemissies te verminderen. Als onderdeel van deze transitie zal ook de bestaande woningvoorraad verduurzaamd worden, met bijvoorbeeld isolerende maatregelen (21). Hierbij is het van belang om de woning goed te ventileren, omdat anders het binnenklimaat verslechtert. Een slecht binnenklimaat leidt tot meer ziekten van de ademhalingswegen en allergische reacties (22, 23, 24). Er is ook steeds meer aandacht voor een duurzamere omgang met water in woningen. Voorbeelden hiervan zijn het hergebruik van water en het toepassen van sanitair waarbij regen- en huishoudelijk water worden gescheiden. Mensen kunnen in aanraking komen met ziekteverwekkers in dit water, en dit kan negatieve effecten voor de gezondheid hebben (9).
Diversifiëring van woonwensen en woningmarkt
Steeds meer doelgroepgerichte woningbouwprojecten
De Nederlandse woningmarkt wordt diverser. De rijksoverheid heeft in toenemende mate de regie voor het ruimtelijk beleid gedecentraliseerd en geprivatiseerd. Zo kwam er een einde aan de ontwikkeling van grootschalig opgezette VINEX-woonwijken die woningen voor gezinnen uit de middenklasse wilde realiseren in wijken aan de rand van de stad, zonder hoogbouw en met veel groen (29). Daarvoor in de plaats kwamen sinds 2005 steeds meer marktconforme woningbouwprojecten in de bestaande stedelijke omgeving, die tegemoet kwamen aan de specifieke vraag van doelgroepen. Deze projecten sluiten beter aan bij bestaande stedelijke voorzieningeninfrastructuur en bieden kansen om de woonomgeving aantrekkelijker vorm te geven (30), maar het vergroot ook het risico op stapeling van problemen in andere wijken (zie webartikel Groei en krimp).
Groeiende betrokkenheid bij eigen buurt zorgt voor cohesie én segregatie
Mede door meer marktconform bouwen ontstaan er steeds meer woonwijken die tegemoet komen aan de specifieke woonwensen van bepaalde bevolkingsgroepen, vaak ook met meer inbreng en betrokkenheid vanuit buurten zelf. De wensen ten aanzien van de ruimtelijke en sociale kenmerken van een wijk verschillen afhankelijk van de bevolkingssamenstelling, en dit kan leiden tot zeer gevarieerde initiatieven zoals wijkenergiecorporaties, ecologisch zelfbeheer, nabuurschap en lokale zorginitiatieven. In deze zogenoemde “energieke samenleving”, waarin meer inbreng is van burgers en bedrijven, is meer plaats voor dergelijk maatwerk (31). Dit geldt ook voor gezondheid. Daar waar in een jonge, fitte, hoogopgeleide populatie misschien meer behoefte is aan sport- en fitnessvoorzieningen, kunnen oudere en armere bevolkingsgroepen gebaat zijn bij een omgeving met een breder en laagdrempeliger netwerk van zorgvoorzieningen. Een andere manier waarop het gebruik van en draagvlak voor voorzieningen en diensten kan worden vergroot is door digitale informatie-uitwisseling tussen buurtbewoners, met behulp van bijvoorbeeld buurtapps. Hierdoor kunnen voorzieningen beter aansluiten bij de behoeftes van buurtbewoners. Dit geeft kansen voor meer sociale cohesie, sterkere identificering met de eigen buurt en een efficiënter gebruik van de sociale en fysieke mogelijkheden van een buurt. Door deze ontwikkelingen zullen buurten meer van elkaar gaan verschillen. Deze diversifiëring van woonmilieus kan leiden tot uitsortering van bevolkingsgroepen tussen en binnen steden. Dit kan gebeuren langs verschillende dimensies of scheidslijnen, zoals sociaal-culturele, etnische, of sociaaleconomische scheidslijnen. Deze uitsortering leidt tot groeiende gezondheidsverschillen tussen en binnen steden (32, 33) (zie webartikel Groei en krimp).
Kansen voor gezondheid en aansluiten bij lokale omstandigheden via de Omgevingswet
Met de komst van de Omgevingswet moeten gemeenten gezondheid meewegen in zowel hun omgevingsvisie als in de concrete uitwerking daarvan in het omgevingsplan. De invoering van deze nieuwe wet in 2021 moet er voor zorgen dat het ruimtelijke beleid in buurten beter aansluit bij de lokale omstandigheden en wensen van de bevolking (34). Door multisectoraal te werken ontstaat er meer ruimte voor een integrale afweging, waarbij verschillende milieu- en fysieke en sociale omgevingsfactoren in samenhang beoordeeld worden. Naar verwachting faciliteert en versterkt dit de diversiteit in woonmilieus, van heel intensief gemengde wijken tot monofunctionele woon- of werkwijken, elk met een hun eigen ruimtelijke en sociale kenmerken. De Omgevingswet biedt ruimte om aandacht te besteden aan zowel de positieve als negatieve kwaliteiten van een buurt met betrekking tot gezondheid. Hierbij wordt een breed begrip van gezondheid gehanteerd, waarin bijvoorbeeld ook ervaren gezondheid en eigen regie van belang zijn (35). Deze aanpak gaat verder dan alleen vasthouden aan milieu-indicatoren. De vraag is dan niet: ‘wordt met deze ingreep de norm overschreden’, maar: ‘draagt de inrichting van de ruimte bij aan een schone en gezonde leefomgeving’ (36, 37). De Omgevingswet biedt meer mogelijkheden om de (gezonde) kwaliteit van de leefomgeving actief en samen met belanghebbenden aan te pakken op het gebied van gezondheid, veiligheid, milieu en ruimtelijke kwaliteit. De verwachting is dat hiermee het algemeen welbevinden en de gezondheid van burgers zal toenemen (38). De toekomst moet uitwijzen of deze verwachting wordt waargemaakt en of dit ook voor álle burgers zal gelden.
Vergrijzing leidt tot veranderende woonwensen
Ouderen blijven steeds langer zelfstandig thuis wonen, ook wanneer zij fysieke beperkingen en/of gezondheidsproblemen hebben (zie figuur). Dit komt onder andere omdat minder snel een indicatie wordt gegeven voor een plaats in een verzorgingshuis. Dit resulteert in een groeiende groep met specifieke eisen aan de woonomgeving, het wooncomfort, de (zorg)voorzieningen en woningaanpassingen. Deze woonwensen leiden tot nieuwe woonvormen, zoals woonvormen waarbij meerdere ouderen in een zelfstandige woongemeenschap wonen, kangoeroe/tandem/mantelzorgwoning (een woonvorm waarbij mensen die zorg nodig hebben zelfstandig wonen, maar ook deel uitmaken van het huishouden van een mantelzorger), meergeneratiewoningen, woonzorgcomplexen, en zorgparken. De woon-, werk- en leefomgeving zal steeds meer bepaald worden door wat burgers zelf willen en wat ze daaraan kunnen en willen besteden (40). De belangrijkste ruimtelijke effecten van de vergrijzing hangen daarmee samen met de overgang van de periode van active ageing, waarin ouderen nog mobiel en ondernemend zijn, naar de periode van ‘kwetsbare ouderdom’. Kwetsbare ouderen zijn meer aangewezen op hun directe woonomgeving; de actieradius voor hun dagelijkse behoeften en activiteiten loopt terug (40). Dit zal de vraag naar meer maatwerk en meer flexibel en levensloopbestendig bouwen doen groeien. Ook de vraag naar en het gebruik van domotica (huisautomatisering) zal toenemen. Dit (digitale) maatwerk maakt het mogelijk om betere (mantel)zorg te organiseren op het moment dat meer ouderen of chronisch zieken met een vergelijkbare zorgvraag dicht bij elkaar wonen (40). Zowel binnen als buiten de woning vraagt een oudere bevolking om een aanpassing van de leefomgeving, bijvoorbeeld door ouderen- en dementievriendelijk te bouwen (41, 42). (zie themaverkenning Technologie en Zorgvraag van de toekomst).
Slimme innovaties in de leefomgeving
Technologie in de leefomgeving biedt kansen voor gezondheid, maar er zijn ook risico’s
Technologische innovaties bieden kansen voor het gezonder maken van de leefomgeving. Het gebruik van slimme technologieën, zoals op het lijf gedragen sensoren, internet of things, domotica, robotisering, en 3D-printing, maakt een effectiever gebruik van middelen en tijd mogelijk, maar heeft ook keerzijdes. Zo kan het in ongunstige gevallen leiden tot meer eenzaamheid, een inactievere leefstijl en ook tot grotere sociaaleconomische gezondheidsverschillen, omdat sommige groepen zich de nieuwste technologieën niet kunnen veroorloven (zie themaverkenning Technologie).
(Zelf) meten van leefomgeving geeft inzicht in milieurisico’s
Zelf meten van bijvoorbeeld luchtkwaliteit of geluid heeft effect op de kwaliteit van de directe leefomgeving zoals mensen die ervaren. Met eenvoudige sensoren kunnen mensen steeds meer hun omgeving meten en vergelijken. Dit is een vorm van citizen science. Het zelf meten geeft mensen een instrument in handen om invloed uit te oefenen op hun leefomgeving, bijvoorbeeld door metingen te delen en zelf actie te ondernemen, of door de metingen onder de aandacht te brengen bij anderen. Mensen kunnen met behulp van deze informatie ook bepaalde, voor hen belangrijke, risico’s mijden, zoals plekken met hoge concentraties fijn stof. De betrokkenheid van burgers kan echter ook weer snel wegvloeien als een door bewoners waargenomen slechte omgevingskwaliteit niet leidt tot een actie gericht op verbetering (43).
Domotica en eHealth in de leefomgeving bieden kansen
Automatisering en gebruik van sensoren in de woning (domotica) vergroten de mogelijkheden om andersoortige zorg (eHealth) aan te bieden. Zo kunnen steeds meer behandelingen, die eerder in het ziekenhuis moesten plaatsvinden, dichterbij of in huis worden gegeven. Nu geldt dat al voor sommige vormen van chemotherapie en nierdialyse ( zie themaverkenning Zorgvraag van de toekomst). Ook voor langdurige zorg biedt camera- en sensortoezicht in de woning, ondersteund met een buurtzorgnetwerk, mogelijkheden om mensen langer thuis te laten wonen. Domotica en eHealth bevorderen hiermee de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen Het goed kunnen benutten van het potentieel van domotica en eHealth vraagt om een leefomgeving die deze innovaties faciliteert en incorporeert. Dit kan door de leefomgeving levensloopgeschikt te maken, zodat geen barrières ontstaan die het gebruik ervan in de weg staan. Zo kunnen verkeersregelinstallaties worden uitgerust met twee knoppen, om de oversteektijd van ouderen en mindervaliden te vergroten. Naast deze kansen brengt technologie ook mogelijke negatieve effecten met zich mee. Zo kan de vervanging van menselijk contact door technologie leiden tot meer eenzaamheid en inactiviteit (45, 46) (zie themaverkenning Technologie).
Mobiliteit zal sterk veranderen
Transport wordt schoner en effectiever gebruikt
Er zijn veel innovaties gaande op het gebied van het effectiever gebruik van vervoersmiddelen, zoals de opkomst van elektrisch rijden en fietsen, zelfrijdende auto’s, het delen van auto’s, het last-mile vervoer van personen en goederen en multimodale knooppunten waar je gemakkelijk kunt overstappen op een andere vervoersvorm. Veel van dergelijke “smart cities” en “smart roads” oplossingen zullen in de komende jaren financieel rendabel worden. Ze kunnen dan leiden tot minder filevorming en effectiever ruimtegebruik (13). Daarnaast zullen deze ontwikkelingen in stedelijke omgevingen naar verwachting zorgen voor een verbetering van de luchtkwaliteit (47). De vermindering van geluidsoverlast zal minder groot zijn; elektrische motoren zijn weliswaar stiller dan motoren op brandstof, maar geluidsoverlast afkomstig van banden blijft bestaan (48). [link naar webartikel Kwaliteit van de leefomgeving].
Minder auto’s biedt ruimte om leefomgeving beweegvriendelijker te maken
Wanneer zelfrijdende voertuigen gedeeld worden door mensen en ingezet kunnen worden voor goederenvervoer, dragen ze bij aan een hogere verkeersefficiëntie met minder voertuigen. De ruimte die nu nog wordt gebruikt voor parkeren, kan dan hergebruikt worden om de stad leefbaarder te maken. Dit zorgt voor een betere ruimtelijke kwaliteit (49). Veranderende mobiliteit kan de gezondheid ook bevorderen doordat gemotoriseerd vervoer wordt vervangen door actief transport (lopen en fietsen). Een beweegvriendelijke omgeving bevordert een actieve leefstijl. Dit heeft een gunstig effect op het vóórkomen van onder andere overgewicht, diabetes mellitus (suikerziekte), en eenzaamheid, en een positief effect op psychische gezondheid (50, 51). Een gezonde, groene en aantrekkelijke leefomgeving is ook een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven en werknemers en daarmee ook een factor voor economische groei (52, 53).
Autonoom rijdende voertuigen bieden kansen voor zelfredzaamheid
De ontwikkeling van autonome mobiele hulpmiddelen voor de hele korte afstanden, zoals een slimme rollator, slimme rolstoel of scootmobiel, draagt bij aan een minder inspannende en verkeersveiliger manier van verplaatsen voor ouderen en lichamelijk beperkten. Een verbeterde mobiliteit bij deze groepen kan leiden tot meer zelfredzaamheid en minder eenzaamheid en sociaal isolement (54). Daarnaast is de verwachting dat autonoom rijdende voertuigen met slimme sensoren zullen bijdragen aan een daling van het aantal verkeersslachtoffers, omdat de meeste verkeersongelukken worden veroorzaakt door menselijke fouten (55).
Meer achtergronden bij deze Themaverkenning en informatie over de gebruikte methoden vindt u hier.
Naast deze Themaverkenning heeft de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV)-2018 ook Themaverkenningen over de Zorgvraag van de toekomst en Technologie gepubliceerd, en een Trendscenario. Deze producten beantwoorden de vraag: wat komt er op ons af? In juni 2018 is het onderdeel Handelingsopties verschenen, waarin wordt gekeken naar wat we zouden kunnen doen om goed om te gaan met een selectie van urgente opgaven. In juni 2018 is ook de Synthese verschenen, waarin de belangrijkste bevindingen van het Trendscenario, de Themaverkenningen en de Handelingsopties worden samengevat.
De VTV gaat over de toekomst. Cijfers en informatie over historische trends en de huidige stand van zaken kunt u vinden op de websites de Staat van Volksgezondheid en Zorg en Volksgezondheidenzorg.info.
Voor de totstandkoming van deze Themaverkenning is gebruik gemaakt van expertconsultatie. Een overzicht van geraadpleegde experts vindt u hier.