Robotisering
De kernfunctie van robots is het automatiseren van fysiek werk en de intelligente interactie met de omgeving. Robotisering speelt op steeds meer terreinen van onze samenleving een rol. Inzet van robots zowel binnen als buiten de zorg kan een positief effect hebben op de volksgezondheid, bijvoorbeeld doordat operaties preciezer worden uitgevoerd, fysiek zwaar of gevaarlijk werk overgenomen kan worden, of er minder verkeersdoden vallen door de inzet van autonome vervoersmiddelen. Deze positieve effecten zijn tot nu toe nog niet duidelijk aangetoond. Er zijn ook negatieve effecten en risico’s verbonden aan het inzetten van robots. Het behouden van een goede balans tussen robot-zorg en menselijk contact is een belangrijk aandachtspunt voor de zorg in de toekomst. De toenemende afhankelijkheid van elektriciteit en techniek maakt de samenleving kwetsbaar. Met de steeds verder gaande robotisering wordt de vraag welke taken we bij mensen willen beleggen, en welke taken we aan robots willen overlaten, steeds relevanter.
Wat is robotisering?
Met robotisering wordt bedoeld dat een toenemende hoeveelheid taken, die eerst door mensen werden uitgevoerd, door machines worden uitgevoerd. De kernfunctie van robots is het automatiseren van fysiek werk en de intelligente interactie met de omgeving (1). Een robot is een apparaat met (a) sensoren om (iets van) de omgeving waar te nemen, (b) computeralgoritmen om beslissingen te nemen aan de hand van de sensorgegevens, en (c) motoren om iets mechanisch in beweging te zetten (2). Robots worden ingezet ter vermaak of om het menselijk handelen te ondersteunen, de werklast te verminderen en/of betere prestaties te behalen in verschillende taken.
Robots kunnen steeds meer taken van ons overnemen
In de maakindustrie speelt robotisering al lang. Er werd van ‘automatisering’ gesproken. Betrekkelijk nieuw is de opkomst van mobiele robots buiten de fabriek. Denk aan grasmaai- en stofzuigrobots en killer-drones in oorlogssituaties. De verwachting is dat robots steeds meer taken van ons kunnen en gaan overnemen. Zelfrijdende auto’s zijn ook te beschouwen als robots. Zowel bedrijven als ontwikkelaars verwachten de introductie van zelfrijdend vervoer in de nabije toekomst, op zijn laatst 2030, volgens velen eerder (3). In de zorg worden bijvoorbeeld operatierobots gebruikt. Een chirurg hanteert dan niet zelf het mes, maar stuurt een robot aan, die de feitelijke handelingen met grote precisie uitvoert.
Afstand tussen lichaam en machine neemt af
Het gebruik van geïmplanteerde microchips in het lichaam, onder de huid, neemt toe. Hierdoor kan allerlei persoonlijke informatie direct beschikbaar worden en kunnen lichaamsfuncties, zoals de hartfunctie, voortdurend bewaakt worden zonder dat de patiënt er iets van merkt. Dit wordt al toegepast in de medische praktijk. Een hartritmemonitor kan bijvoorbeeld worden geïmplanteerd om oorzaken van flauwvallen te achterhalen. Een cochleair implantaat is een voorbeeld van een apparaat dat als alternatief kan worden ingezet als het menselijk systeem niet functioneert, in dit geval de gehoorfunctie. Een cochleair implantaat zet geluid om in elektrische pulsen die de gehoorzenuw in de cochlea (of slakkenhuis) direct stimuleren. Zo kunnen mensen gebruik maken van kunstmatige zintuigen. Er is zelfs meer mogelijk dan wat de natuur biedt bij geboorte (zie kadertekst). De grens tussen mens en machine begint te vervagen: technologie nestelt zich in ons en tussen ons, heeft kennis over ons en kan handelen als wij (10). Mensen lijken steeds meer op machines en andersom. In de toekomst wordt een groei van de toepassing van Brain-Computer Interfaces (BCI) verwacht: hardware en software die het mogelijk maken met de hersenen computers en apparatuur te bedienen (11). Voor mensen met een ernstige fysieke beperking kan deze ontwikkeling grote positieve gevolgen hebben voor hun zelfregie en welzijn. Maar er spelen diverse beveiligings- en privacy problemen waar ontwikkelaars nog te weinig aandacht voor hebben (11).
In de zorg is menselijke hulp onmisbaar
Servicerobots kunnen taken verrichten als deuren openen, opruimen, afstoffen, koffie of thee zetten en helpen met medicijngebruik. Ook zijn er sociale robots, die worden ingezet bij zieke kinderen, mensen met dementie of eenzame ouderen. Toch is de inzet van robots nog beperkt in de zorg. Een gering percentage verpleegkundigen in de care geeft aan dat zij zelf met zorgrobots werkt of dat anderen in de instelling dit doen. In de cure gaven de verpleegkundigen aan dat zij helemaal niet werken met robots (16). Menselijke hulp blijft nodig in de zorg. Dat heeft te maken met wensen en verlangens van mensen die niet eenvormig en voorspelbaar zijn (aan de kant van de zorgvraag) en met de unieke vermogens van mensen, zoals empathie, creativiteit en oplossingsgerichtheid (aan de kant van de zorgverlener). Hierdoor blijven mensen meerwaarde bieden ten opzichte van machines en technologie (2). Daarnaast moeten robots worden geprogrammeerd en bediend. Operatierobots bijvoorbeeld werken ook niet autonoom, zij worden ingezet voor robot-geassisteerde chirurgie. In een onderzoek is berekend dat wereldwijd 36% van de werkzaamheden in de zorg en welzijnssector nog geautomatiseerd kan worden, maar dat potentieel is lager voor activiteiten die direct contact met patiënten vereisen (17).
De adoptie- en acceptatiegraad van robots
De verwachting is dat de robotisering verder doorzet, al duurt het adoptieproces decennia lang en is de onzekerheid over de timing groot (17). Volgens Dekker (18) is de adoptiegraad van robots in het Nederlandse bedrijfsleven laag vanwege de structuur van de economie. Nederland kent veel MKB-bedrijven, waarvoor de kosten van robots nog altijd hoog zijn. En anders dan in landen als Duitsland en Japan heeft Nederland geen grootschalige auto-industrie waar industriële robots relatief vaak voorkomen. Volgens accountants- en adviesbureau PWC (19) zijn patiënten wel klaar voor robotisering. Een meerderheid van de 11.000 mensen (uit twaalf landen), die zij hebben gevraagd, is bereid om geavanceerde technologieën toe te laten om zo de kwaliteit van de geleverde zorg naar een hoger niveau te tillen. Meer dan de helft van de ondervraagden in Nederland verwelkomt robots en kunstmatige intelligentie in de gezondheidszorg, tegenover 39 procent die dat niet wenst. De Nederlandse respondenten geven aan hiervoor open te staan als diagnoses en testen daardoor beter en sneller worden uitgevoerd. Maar we zijn ook bang dat typisch menselijke waarden als vertrouwen en een persoonlijke benadering hierdoor verloren gaan (18, 19). Van Est et al. (20) pleiten voor twee nieuwe mensenrechten: het recht om niet gemeten, geanalyseerd of gecoacht te worden en het recht op betekenisvol menselijk contact.
Positieve effecten van robotisering op de (volks)gezondheid nog niet zichtbaar
Regelmatig wordt geclaimd dat het gebruik van een operatierobot minder belastend is voor een patiënt dan een conventionele operatie. Een operatierobot zou kleinere wonden maken, waardoor eerder herstel optreedt en de kans op (ernstige) complicaties kleiner worden. Omdat er tot op heden geen grootschalige gerandomiseerde proeven met robot-geassisteerde chirurgie zijn geweest, is het observatiebewijs hiervoor beperkt. Vooralsnog zijn er weinig aanwijzingen dat patiënten sneller genezen na een operatie door middel van een robot. Zorgrobots, zoals een tilrobot die patiënten uit bed kan tillen, hebben als voordelen dat zij 24/7 zorg kunnen geven, niet klagen en niet moe worden. Deze robots maken het werk fysiek lichter, waardoor verzorgend personeel duurzaam kan worden ingezet. De robots zouden ook de kwaliteit van leven van mensen kunnen vergroten (zie kadertekst).
Het gebruik van robots buiten de zorg kan ook positieve gezondheidseffecten hebben
Arbeidsongevallen zouden kunnen verminderen door robots risicovolle taken te laten overnemen van personeel (bijvoorbeeld militairen en hoogwerkers) of taken te verlichten met bijvoorbeeld een exoskelet. Het zou de veiligheid, het comfort en gemak van veel taken op het werk en in de vrije tijd kunnen vergroten (23) (zie webartikel Veranderingen arbeidsmarkt). Zelfrijdend vervoer kan een positieve impact hebben op participatie van mensen die nu om bepaalde redenen geen auto kunnen rijden (bijvoorbeeld slechtziend, slecht ter been zijn of niet in staat zijn zelf een rijbewijs te halen). Ook kan het aantal verkeersongevallen en dodelijke slachtoffers afnemen door autonoom vervoer (24) (zie webartikel Inrichting van de leefomgeving).
Net als mensen, zijn robots niet feilloos
Machines zullen nooit feilloos zijn. Er zullen altijd omstandigheden zijn die de ontwerpers en programmeurs niet hadden voorzien en waarop het algoritme geen antwoord heeft (2). Gebruiker, hardware of software kunnen fouten maken met mogelijk fatale gevolgen. In mei 2016 is in Amerika voor het eerst iemand om het leven gekomen bij een ongeluk met een zelfrijdende auto. De chauffeur had zijn voertuig op de automatische piloot staan toen hij op een vrachtwagen botste. De auto remde niet, mogelijk doordat de witte trailer in combinatie met de laagstaande zon niet gezien werd door de automatische sensoren. Ook de chauffeur heeft niet op de rem getrapt. Volgens de chauffeur van de vrachtwagen was de bestuurder van de auto tijdens de rit naar een film aan het kijken (25).
De prikkel tot passiviteit en andere werkinvulling kan negatief zijn voor de (volks)gezondheid
Hoe meer fysieke en mentale taken we uitbesteden aan robots, hoe groter de prikkel tot passiviteit, wat niet bevorderlijk is voor de (volks)gezondheid (26). Mensen zouden bijvoorbeeld minder vaak kunnen gaan lopen of fietsen. Of ze zouden meer en vaker alcohol kunnen gaan gebruiken, wanneer auto’s niet meer bestuurd hoeven worden (24). Zelfrijdend vervoer wordt nu nog niet breed ingezet. Navigatiesystemen wel en er zijn aanwijzingen gevonden dat navigatiesystemen in auto’s er voor zorgen dat we hersendelen, die we anders zouden gebruiken voor navigatie, uitzetten (27). Hierdoor raken deze hersendelen minder getraind en kunnen we zelf steeds minder goed navigeren. Het illustreert een mogelijke afhankelijkheid van geautomatiseerde systemen, die beperkend werkt ten aanzien van onze autonomie. Robotisering kan bijdragen aan ons welzijn, omdat robots kunnen worden ingezet ter vermaak of om het menselijk handelen te ondersteunen. Robots zijn 24 uur per dag inzetbaar. Dat is niet alleen handig, het kan ook meer stress met zich meebrengen. Het kan er voor zorgen dat werknemers een andere invulling moeten geven aan hun werk of leven (zie webartikel Veranderingen arbeidsmarkt).
Robotisering vergroot de afhankelijkheid van elektriciteit en techniek
Hulpmiddelen die levens in stand houden (bijvoorbeeld een pacemaker), maar ook andere objecten (verwarming, oven, gaspedaal in auto) zijn afhankelijk van elektriciteit en techniek. Storingen in die techniek, elektriciteitsvoorziening en netwerksystemen (per ongeluk, kwaadwillig of door natuurkrachten) kunnen tot vervelende situaties leiden. Zo legde in januari 2017 een stroomstoring Amsterdam plat. Er was chaos op het spoor, files, lege schappen in sommige supermarkten en in het Slotervaartziekenhuis kon een dag niet geopereerd worden (28).
Robots als ondersteuning en niet als vervanging van mensen
Verschillende partijen (overheid, wetenschappers, werkgevers en werknemers) kunnen invloed uitoefenen op de manier waarop robot-technologie wordt ontwikkeld en toegepast, door samen te investeren en te ontwikkelen (22). De WRR pleit voor een ‘inclusieve robotagenda’, die de complementariteit van mens en machine bevordert: niet zo veel mogelijk mensen proberen te vervangen door robots (substitutie), maar mensen samen mét robotica productiever maken. De kernvraag is: welke taken, relaties en verantwoordelijkheden zullen bij mensen blijven horen, of willen we bij mensen (blijven) beleggen? Robotisering kan in potentie de kwaliteit van arbeid en autonomie van werkenden vergroten, maar ook verkleinen. Het is van belang negatieve gevolgen zoals werkstress en burn-out te voorkomen en, aan de positieve kant, werkplezier en productiviteit te bevorderen. Er zullen mensen zijn die onvoldoende mee kunnen komen in de robotsamenleving. Een repertoire van verschillende beleidsinstrumenten is nodig om mensen te kunnen helpen en ondersteunen, en om er voor te zorgen dat de inkomensverschillen niet groter worden (2) (zie webartikel Veranderingen arbeidsmarkt).
Meer achtergronden bij deze Themaverkenning en informatie over de gebruikte methoden vindt u hier.
Naast deze Themaverkenning heeft de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV)-2018 ook Themaverkenningen over de Zorgvraag van de toekomst en Bredere determinanten van gezondheid gepubliceerd, en een Trendscenario. Deze producten beantwoorden de vraag: wat komt er op ons af? In juni 2018 is het onderdeel Handelingsopties verschenen, waarin wordt gekeken naar wat we zouden kunnen doen om goed om te gaan met een selectie van urgente opgaven. In juni 2018 is ook de Synthese verschenen, waarin de belangrijkste bevindingen van het Trendscenario, de Themaverkenningen en de Handelingsopties worden samengevat.
De VTV gaat over de toekomst. Cijfers en informatie over historische trends en de huidige stand van zaken kunt u vinden op de websites de Staat van Volksgezondheid en Zorg en Volksgezondheidenzorg.info.
Voor de totstandkoming van deze themaverkenning is gebruik gemaakt van expertconsultatie. Een overzicht van geraadpleegde experts vindt u hier.